Ik krijg mân hoofd niet uit mijn handen,
Iedereen, kom kijken naar de man die het verloor,
Mân hoofd niet uit mijn handen,
Maar drink wat, maak plezier en eet,
Daar staat het er toch voor.
Die schaal daar op de tafel,
Dat is mijn hart gesmoord in wat zo mooi had kunnen zijn,
Mn ziel zit in de glazen om me heen,
Ik had ze haar gegeven,
Maar ze bleken haar te klein,
Je moet geen hemelen beloven,
Als je zelf de weg niet weet,
Je moet geen hemelen beloven,
Als je zelf de weg niet weet.
Mân ogen niet van de muur af,
Iedereen, kom kijken naar de man die het niet zag,
Mân ogen niet van de muur af,
Mijn ogen niet, maar niemand zegt dat jij niet kijken mag.
Die fotoâs aan de muur boven mijn hoofd,
Zie je wie dâr lacht en wie al bezig is te gaan,
Zie je wie zân hart in handen heeft,
En zie je wie niet weet dat ze daar ooit âns op zal staan.
Je moet geen hemelen beloven,
Als je zelf de weg niet weet,
Je moet geen hemelen beloven,
Als je zelf de weg niet weet.
Pak mân hand, draai mân hoofd,
Want zelf kan ik het niet meer,
Zelfs al kan ik niet meer,
Ik wil graag nog een keer,
Toe nog een keer,
Beloof daâk echt nooit meer vergeet,
Je moet geen hemelen beloven...
Je moet geen hemelen beloven,
Als je zelf de weg niet weet,
Je moet geen hemelen beloven,
Als je zelf de weg niet weet.
Neem mân hand,
Mân hart, mân ziel, mân hoofd,
Hé wat als jij het is beloofd,
Aan mij, aan mij, aan mij,
Hé wat als jij het is beloofd,
Aan mij, aan mij.